dinsdag 30 december 2008

Wensen en vooruitzichten

Het is de laatste maanden wat stil geweest op deze blog. Alle berichten zijn overgezet naar de Klimaat- en Energierechtblog van Blixt.

Intussen wens ik u een voortreffelijke overgang van oud naar nieuw en het beste voor net nieuwe jaar.

dinsdag 6 mei 2008

KLIP-Decreet gepubliceerd

Het KLIP-Decreet, niet geheel onbesproken wat de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest betreft (zie hierover mijn eerdere post) is vandaag gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

maandag 5 mei 2008

De Raad der Wijzen lost het bevoegheidsprobleem inzake elektronische communicatie, media en telecommunicatie niet op

In zijn advies over het voorstel van bijzondere wet "houdende institutionele maatregelen" (het akkoord van de Groep der Wijzen over de eerste fase in de volgende staatshervorming; via de website van De Standaard) is de Raad van State negatief over de voorgestelde bevoegdheidsverdeling inzake elektronische communicatie (zie mijn vorige post). De Raad stelt onomwonden:

"Het voorstel reikt geen oplossing aan voor het probleem waarvan het Grondwettelijk Hof in zijn arresten herhaaldelijk melding heeft gemaakt, te weten dat "de bevoegdheden van de federale Staat en de gemeenschappen inzake de elektronische communicatie-infrastructuur, ten gevolge van de technologische evolutie, dermate verweven (zijn) geworden dat ze niet meer dan in onderlinge samenwerking kunnen worden uitgeoefend". (...)

De indieners van het voorstel zullen moeten uitmaken of de verdeling op dat punt van de bevoegdheden op het gebied van omroep en telecommunicatie niet dient te worden geregeld om de vooropgestelde doelstellingen inzake coherentie en doeltreffendheid met meer zekerheid te bereiken."

donderdag 24 april 2008

"Nieuwe" werken van algemeen belang

Artikel 103 van het Vlaamse Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening ("DORO") bepaalt dat de Vlaamse regering de werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang kan vaststellen. Voor deze werken en wijzigingen moet de aanvrager zijn stedenbouwkundige vergunningsaanvraag (indien van toepassing), overeenkomstig artikel 127 van het DORO, indienen bij de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar.

De lijst van de werken van algemeen belang is opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering van van 5 mei 2000 tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse bouwmeester, zoals laatst gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 22 februari 2008. Met deze laatste wijziging neemt de Vlaamse regering ook "de openbare leidingen voor het vervoer water en afvalwater met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals waterzuiveringsstations, controlepunten, pomp- en overslagstations, dienstgebouwen en andere" op in de lijst.

vrijdag 18 april 2008

Wegvergunningen voor elektriciteit

Uit het Belgisch Staatsblad van 14 april 2008 blijkt dat er een wegvergunning toegekend is aan ExxonMobil "voor de aanleg en exploitatie van ondergrondse verbindingen tussen cogeneratie gasturbine-generator, Elia Asset 150 kV-substation en Esso Raffinaderij nieuwe import transformatoren".

In mijn bijdrage "Verticale eigendomsbegrenzingen door nutsvoorzieningen" (te verschijnen in J. GHYSELS, V. SAGAERT en R. PALMANS (eds.), Onteigeningen en eigendomsbeperkingen onder de grond en in de lucht, Antwerpen, Intersentia, 2008), schreef ik hierover dat het toekennen van wegvergunningen voor elektriciteit aan andere ondernemingen dan aan Elia of aan de exploitanten van een directe elektriciteitsleiding problematisch is.

Ondanks het feit dat de federale Elektriciteitswet 1999 de elektriciteitsmarkt formeel liberaliseerde, bevat deze wet geen enkele bepaling met betrekking tot het gebruik van openbare of private eigendom. Hiervoor moet teruggegrepen worden naar de (nog steeds geldende) bepalingen van de wet van 1925, waarvan het begrippenapparaat niet overeenstemt met de huidige marktorganisatie.

De wet van 1925 maakt een onderscheid tussen de rechten van:
– de Staat en de provincies;
– de gemeenten, de gemeentebedrijven en de intercommunales;
– de houders van een gemeentelijke vergunning;
– de houders van een wegenistoelating.

Wegenistoelatingen kunnen worden verleend aan particulieren of aan vennootschappen voor het aanleggen van elektriciteitslijnen voor de volgende doeleinden:
– om elektriciteit te vervoeren zonder levering op het grondgebied van een gemeente;
– om een onderneming toe te laten, voor eigen gebruik, zijn onderscheiden bedrijfszetels met zijn elektrische centrale te verbinden;
– om elektrische energie te bezorgen aan de grote verbruikers;
– om onderling (grote en kleine) elektriciteitscentrales te verbinden;
– om producenten, tussenpersonen en afnemers te verbinden door directe lijnen.

Artikel 8, § 1 van de Elektriciteitswet 1999 bepaalt dat één enkele beheerder het beheer van het transmissienet waarneemt. Vermits deze beheerder onafh ankelijk moet zijn van de staat, de provincies of de gemeenten, zou men kunnen aannemen dat hij voor elke uitbreiding van zijn transmissienet een wegenistoelating (of wegvergunning) dient aan te vragen op basis van de wet van 1925.

Gelet op het monopolie van de transmissienetbeheerder, kan men zich de vraag stellen of nog andere personen of ondernemingen elektrische lijnen kunnen aanleggen en wegvergunningen kunnen verkrijgen.

Het transmissienet wordt in de Elektriciteitswet 1999 omschreven als “het nationaal transmissienet voor elektriciteit, dat de bovengrondse lijnen, ondergrondse kabels en installaties omvat die dienen voor het vervoer van elektriciteit van land tot land en naar rechtstreekse afnemers van de producenten en naar distributeurs gevestigd in België, alsook voor de koppeling tussen elektrische centrales en tussen elektriciteitsnetten”.

Daarnaast omschrijft de Elektriciteitswet 1999 een “directe lijn” als “elke elektriciteitslijn ter aanvulling van het transmissienet, met uitzondering van de lijnen die deel uitmaken van een distributienet”. De aanleg van nieuwe directe lijnen is krachtens artikel 17 onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een individuele ministeriële vergunning indien de directe lijn bestemd is voor de bevoorrading in elektriciteit door een Belgische producent of tussenpersoon van één van zijn eigen vestigingen, dochterondernemingen of afnemers of van een in België gevestigde afnemer door een producent of tussenpersoon die in België of in een andere lidstaat van de Europese Unie is gevestigd. Met andere woorden, directe lijnen kunnen enkel aangelegd worden tussen een producent en een afnemer of voor bedrijfsintern gebruik van een producent.

De aanleg van directe lijnen is afhankelijk van het bewijs van een weigering tot toegang tot het transportnet of van de afwezigheid van een aanbieding tot gebruik van het distributienet tegen redelijke economische of technische voorwaarden (art. 17, § 2 Elektriciteitswet en koninklijk besluit van 11 oktober 2000 tot vaststelling van de criteria en de procedure voor toekenning van individuele vergunningen voorafgaand aan de aanleg van directe lijnen). Het is de minister van Energie die de vergunning voor de directe lijn aflevert.

Op basis van de definities van transmissienet en van directe lijn zou men moeten concluderen dat enkel de netbeheerder en de houder van een vergunning tot aanleg van een directe lijn een wegvergunning kunnen verkrijgen.

Nochtans blijkt uit de publicaties in het Belgisch Staatsblad dat de afgelopen jaren aan andere ondernemingen wegvergunningen zijn toegestaan die de Koning goedgekeurd heeft:
– ondergrondse elektrische verbindingen door nv Zandvliet Power (koninklijk besluit van 3 juli 2005);
– twee ondergrondse 150 kV verbindingen vertrekkende van de bestaande 150 kV Elia post te Zeebrugge tot de toekomstige transformatoren van de vennootschap Interconnector (koninklijk besluit van 10 augustus 2004);
– twee ondergrondse 150 kV verbindingen vertrekkende van de bestaande 150 kV Elia post te Merksem tot de door de NMBS te bouwen 150 kV post te Antwerpen (koninklijk besluit van 4 juli 2004);
– twee ondergrondse 150 kV-verbindingen (landkabel tot aan de Elia-post in Slijkens en zeekabels komende van het windenergiepark op de Th orntonbank) door nv C-Power (koninklijk besluit van 10 augustus 2004).

Het is onduidelijk of in deze vier (intussen vijf) (gepubliceerde) gevallen de minister van Energie ook een vergunning voor de aanleg van een directe lijn heeft afgeleverd. Wat er ook van zij, het is duidelijk dat het naast elkaar laten bestaan van de wet van 1925 en de Elektriciteitswet 1999 juridisch verregaande onduidelijkheid in stand houdt, wat moeilijk vol te houden is.

donderdag 3 april 2008

Local loops - vergoeding incumbent

In zijn advies van 1 april 2008 stelde advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer:
"Artikel 4 quater van richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, en de artikelen 7, leden 2 en 4, en 12, lid 7, van richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision, verzetten zich ertegen dat een nationale reguleringsautoriteit de exploitant van een met een openbaar gebruikersnetwerk geïnterconnecteerd verbindingsnetwerk verplicht om aan de dominante exploitant een bijdrage te betalen ter compensatie van het deficit dat voor deze laatste ontstaat door de beschikbaarstelling van de local loops."

vrijdag 28 maart 2008

Convergentie in het akkoord van de Groep der Wijzen over de staatshervorming

In de Senaat hebben senatoren van alle fracties die betrokken waren bij de Groep der Wijzen en bij de Octopuswerkgroep het Voorstel van bijzondere wet houdende institutionele maatregelen ingediend.

De Groep der Wijzen was het ook eens dat de bevoegdheden van gemeenschappen inzake omroep moesten aangepast worden aan de actuele rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en de invulling die hij aan deze bevoegdheid geeft.

Volgens de laatste definitie van het begrip "omroep" zijn "de gemeenschappen (...) bevoegd voor de via die infrastructuur aangeboden radio-omroepdiensten, die ook de televisie omvatten, met inbegrip van de diensten die openbare informatiegegevens verstrekken die vanuit het oogpunt van degene die uitzendt, voor het publiek in het algemeen of voor een deel ervan bestemd zijn en
geen vertrouwelijk karakter hebben, zelfs wanneer ze op individueel verzoek worden uitgezonden en ongeacht de techniek die voor het uitzenden ervan wordt gebruikt. Een dienst die geïndividualiseerde en door een vorm van vertrouwelijkheid gekenmerkte informatie levert, valt daarentegen niet onder de radio-omroep." (Arbitragehof, nr. 128/2005, 13 juli 2005, overw. B.7.2.)

Daarom omvat het ontwerp van bijzondere wet een nieuwe invulling van de bevoegdheid van de gemeenschappen inzake omroep. De omschrijving van "omroep" wordt vervangen door het begrip "de media en de elektronische communicatie met een niet-vertrouwelijk karakter".

De federale bevoegdheid inzake telecommunicatienetwerken en -diensten blijft echter ongewijzigd.

donderdag 20 maart 2008

KLIP-Decreet

Op 5 maart 2008 keurde het Vlaams Parlement het decreet houdende de ontsluiting en de uitwisseling van informatie over ondergrondse kabels en leidingen ("KLIP-Decreet") goed.

Het parlement ging hierbij fijntjes voorbij aan de zeer fundamentele bevoegdheidsrechtelijke kritiek van de afdeling wetgeving van de Raad van State. Die meende dat het Vlaamse Gewest voor een zeer groot deel van de nutsvoorzieningen helemaal niet bevoegd was. De Vlaamse regering verdedigde haar (zeer ruime) toepassingsgebied door te verwijzen naar artikel 10 BWHI.

De afdeling wetgeving weerlegde nochtans ook deze piste:

"Wat betreft de kabels en leidingen die niet onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest vallen, blijkt het ontwerp echter niet aan te sluiten bij enige aan de gewesten overgedragen bevoegdheid. De vaststelling dat “het (…) evident [is] dat de doelstelling van het ontwerp van decreet enkel maar kan bereikt worden indien alle kabel en leidinginformatie in het KLIP kan verzameld worden” is in dit opzicht niet relevant: de doelstelling zelf van het ontwerp ligt immers deels buiten het bereik van het Vlaamse Gewest." (Parl.St.Vl. Parl., 2007-2008, nr. 1487/1, p. 47-48)

donderdag 3 januari 2008

Gemeentelijke belastingen op GSM-masten moeten afdoende gemotiveerd worden

De gemeente Jemeppe-sur-Sambre zit eind jaren '90 van de vorige eeuw krap bij kas. Zij besluit om een belasting op zendmasten voor mobiele communicatie in te voeren. Het reglement verwijst hiervoor enkel naar "la situation financière de la commune".

Mobistar vraagt in 2001 de vernietiging van dit belastingsreglement. Mobistar voert in zijn tweede middel aan "que rien ne justifie que les propriétaires des autres réseaux de mobilophonie, ni plus généralement ceux des autres moyens de transmission de paroles ou de données par la voie des airs, notamment les exploitants d’émetteurs de radiocommunication, d’émetteurs d’autres réseaux privés de transmission de données, d’antennes des services de sécurité destinées à la transmission de données ou de paroles et d’antennes des services de transport en commun, ni les propriétaires des câbles de télédiffusion, ne soient frappés par la taxe".

In zijn arrest van 20 november 2007 (R.v.St., SA Mobistar, nr. 176.934, 20 november 2007) gaat de Raad hierop in:

Considérant que cette large autonomie fiscale des communes trouve une limite dans l’obligation de respecter le principe de l’égalité devant l’impôt [article 172 de la Constitution] (...); que cette règle n’exclut pas qu’un régime fiscal différent soit établi à l’égard de certaines catégories de biens ou de personnes, pourvu que le critère de différenciation soit susceptible de justification objective et raisonnable; que l’existence d’une telle justification doit s’apprécier en tenant compte du but et des effets de la taxe visée, en respectant un rapport de proportionnalité entre les moyens utilisés et le but poursuivi; que par ailleurs, une rupture d’égalité n’existe que s’il y a distinction arbitraire, c’est-à-dire lorsque l’autorité administrative applique un régime différent à des personnes qui se trouvent dans une même situation objective et impersonnelle;

Considérant que pour identifier et apprécier la pertinence du critère de différenciation et le but poursuivi par l’auteur d’un règlement-taxe communal, il y a lieu de se référer aux motifs de ce règlement, lesquels doivent apparaître dans son préambule ou résulter du dossier constitué au cours de son élaboration ou encore doivent pouvoir être déduits du dossier administratif produit par la commune; qu’en l’espèce, le préambule du règlement-taxe se borne à viser «la situation financière de la commune», tandis qu’aucun dossier ou pièce se rapportant à la préparation de la délibération du conseil communal n’a été versée au dossier; que si le motif figurant dans le préambule du règlement et tiré de la situation financière de la ville justifie l’existence d’une taxation, il n’explicite nullement pourquoi la taxe est due par les propriétaires de pylônes de diffusion pour GSM et non par ceux d’autre pylônes supportant des appareils de télécommunication; que faute de connaître le but poursuivi par l’auteur du règlement-taxe litigieux, il ne peut être tenu pour établi que la différenciation faite repose sur un critère susceptible de justification objective et raisonnable; que le moyen est fondé en sa seconde branche;"

woensdag 2 januari 2008

Nutsvoorzieningen en architectonisch karakter

Artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 bepaalt dat bouwwerken voor openbare diensten en gemeenschapsvoorzieningen ook buiten de daartoe speciaal bestemde gebieden kunnen worden toegestaan voorzover ze verenigbaar zijn met de algemene bestemming en met het architectonisch karakter van het betrokken gebied.

De toepassing van artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 moet uit het administratief dossier blijken. Een vergunningverlenende overheid moet aangetoond hebben dat de bestreden vergunning op grond van dat artikel afgegeven werd en de bouwaanvraag onder dat oogpunt onderzocht werd (R.v.St., Goossens, nr. 58.476, 7 maart 1996). Wanneer niets in het dossier laat veronderstellen dat de aanvraag op grond van deze bepaling is ingediend, onderzocht of ingewilligd is aan deze voorwaarde niet voldaan (R.v.St., Glorieux, nr. 121.242, 3 juli 2003).

De enkele vermelding “dat het gaat om werken van algemeen nut” is niet voldoende opdat de verenigbaarheid met de algemene bestemming en met het architectonisch karakter van het betrokken gebied wordt aangetoond (R.v.St., Coppens, nr. 80.778, 9 juni 1999). Ook wanneer er geen concrete gegevens in de vergunning voorhanden zijn waaruit een toetsing blijkt van de aanvraag aan de bestemming of aan het architectonisch karakter van het gebied en waaruit in concreto de verenigbaarheid van de vergunde handelingen en werken hiermee kan blijken, is de motivering in het vergunningsbesluit niet afdoende om de afgifte van de gevraagde stedenbouwkundige vergunning met toepassing van artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 wettig te kunnen verantwoorden (R.v.St., Verheecke, nr. 125.074, 5 november 2003). Een tachtig meter hoge toren voor straalverbindingen, langs een landelijke weg, midden een landschappelijk waardevol gebied, zelfs omringd door een groenaanplanting bestaande uit hoogstammige bomen en streekeigen struiken, kan in redelijkheid niet beschouwd worden als verenigbaar met het architectonisch karakter van een landschappelijk waardevol gebied en met de algemene bestemming van een agrarisch gebied (R.v.St., Gemeente Merchtem, nr. 29.512, 3 maart 1988). De aanwezigheid van storende constructies in een gebied dat door het gewestplan is bestemd tot landschappelijk waardevol agrarisch gebied, is volgens de Raad van State geen reden om het landschap daar nog verder te laten aantasten.

M.b.t. de inplanting van een GSM-mast in een agrarisch gebied, motiveerde een bestreden besluit, met betrekking tot de verenigbaarheid van de aanvraag met het architectonisch karakter van het betrokken gebied:

“C/ Verenigbaarheid met het architectonisch karakter.
De installatie (pyloon, technische kast en omheining) neemt slechts een beperkte oppervlakte in. Bovendien is de pyloon qua hoogte (33m) niet echt als storend te beschouwen in dit specifieke gebied waarin ook reeds het vergunde Aquafin bufferbekken is gelegen zodat gesteld kan worden dat in deze zone een installatie voor openbaar nut wordt gebundeld met een reeds bestaande installatie voor openbaar nut. Het volledige gebied wordt bovendien omzoomd door hoogstammige bomen in lijnvorm waardoor de visuele hinder, die door de installatie wordt veroorzaakt, wordt beperkt. Door de gekozen masttypologie (vakwerkpyloon met topbuis) wordt het profiel van de mast beperkt en wordt enige transparantie ten opzicht(e) van de omgeving gerealiseerd. Door het bundelen van de installaties van de drie operatoren op één pyloon wordt voorkomen dat elders bijkomende installaties zouden moeten worden geplaatst. De bijkomende ruimtelijke hinder en visuele impact, die door de nieuwe installatie worden veroorzaakt, worden daardoor tot een aanvaardbaar minimum beperkt. Uit het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos blijkt bovendien dat geen significant negatieve effecten voor de te beschermen soorten en habitats in de SBZ te verwachten zijn."

Voor de Raad van State (R.v.St., Theunis, nr. 177.699, 7 december 2007) was deze motivering onvoldoende:


"In deze motivering wordt het architectonisch karakter van het betrokken agrarisch gebied waarmede de ontworpen constructie verenigbaar moet zijn niet toegelicht. Uit de vaststelling dat de installatie slechts een beperkte oppervlakte inneemt en dat de pyloon qua hoogte niet echt als storend te beschouwen is in dit specifieke gebied, dat het gebied wordt omzoomd door hoogstammige bomen in lijnvorm, en dat is gekozen voor een transparant mastprofiel, kan dan ook niets worden afgeleid met betrekking tot de verenigbaarheid met het architectonisch karakter van dat gebied. Voor het overige valt niet in te zien wat de relevantie is van de bundeling met een reeds bestaande installatie voor openbaar nut, en het bundelen van de installaties van 3 operatoren op één pyloon, ten aanzien van de verenigbaarheid met het architectonisch karakter van het gebied."

Over dit thema, en andere problemen rond ruimtelijke ordening en nutsvoorzieningen, schreef ik in 2005 "Dansen op een slappe leiding: ruimtelijke ordening en nutsvoorzieningen" in TROS. Een kopie hiervan vindt u hier.

Update 9 januari 2007: Voor een gelijkaardige uitspraak in het Waalse Gewest, zie R.v.St., Guerin, nr. 178.005, 18 december 2007.

Beste wensen voor 2008

Ik wens eenieder in 2008 een goede gezondheid, veel plezier thuis en in de werkomgeving en, uiteraard, goede energie!